Ik had er een leuke auto van kunnen kopen...
“Hij het weer wat vonden” zeiden zijn collega’s op vrijdagmiddag 8 september 1978.
Otte Kingma stond op 26-jarige leeftijd al bekend als een echte sneuper.
Het was 3 uur ‘s middags en er werd gewerkt in de tuin van het Hannemahuis. Er moest een muurtje gemetseld worden. Otte zou er als werknemer van aannemer Van der Zee ‘s maandags mee aan de slag gaan.
In opdracht van de gemeente Harlingen waren medewerkers van de sociale werkvoorziening een gleuf voor de fundering aan het maken.
De gravers maakten een gleuf in een V-vorm, maar omdat de metselaar naast de te metselen fundering moest staan, pakte Kingma zelf de schep om een vierkante gleuf te maken.
Na een paar scheppen stootte Otte op iets hards. Voorzichtig haalde hij wat klei weg en toen wist hij het al: Dit is iets bijzonders.
Emmer stond klaar
Otte had aan de overkant van de Christoffelsteeg in het pakhuis van Van der Zee een emmer met troffel en vegertje klaarstaan.
Voorzichtig maakte hij zijn vondst vrij en zag een pot met heel veel munten.
Het emmertje werd gevuld met water en de “schat” werd direct onder water gezet.
Gemeente informeren
Otte Kingma ging naar het kantoor van baas Hielke van der Zee en zette de emmer op het bureau.
“Hier moeten we de gemeente over informeren”, zei Hielke.
Met de zware emmer werden ze ontvangen door gemeentesecretaris Abraham van Twist.
Ieder de helft
Van Twist zocht direct op hoe het eigendom van zo’n vondst wettelijk geregeld wordt.
“De helft is voor de eigenaar van de grond en de andere helft voor de vinder”, las de gemeentesecretaris uit het wetboek.
De vondst werd geïnventariseerd door het Koninklijk Penningkabinet in Den Haag.
Het bleek te gaan om circa 200 munten uit de periode van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De oudste munt is geslagen in 1562.
De pot met geld is naar alle waarschijnlijkheid in 1572 begraven. De munten komen voor het grootste deel uit provincies in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden en 25 munten zijn in Spanje geslagen.
De toenmalige waarde was ruim 63 gulden. Omgerekend zouden de munten in 1978 een valutawaarde hebben van 1700 gulden.
De veilingwaarde van de munten werd door expert-numismaat Jacques Schulman getaxeerd op 21.000 gulden.
Otte Kingma hield er dus munten ter waarde van toen 10.500 gulden aan over.
“Ik had er een leuke tweedehands auto voor kunnen kopen”, vertelde Otte mij in zijn gezellige woning in Wijnaldum.
Hij heeft wel een paar munten geruild voor andere mooie zaken, maar de “schat” ligt nog altijd goed opgeslagen in een kluis op een geheime plek.
De gemeentelijke helft van de munten én de pot worden nog regelmatig in het Hannemahuis tentoongesteld.
Marktconforme waarde
Hugo ter Avest, de directeur van het museum Hannemahuis, wil graag de munten “voor een marktconforme prijs” van Kingma kopen.
Maar wat is een marktconforme prijs?
De “inflatiecalculator” op internet berekent 21.000 gulden in 1978 naar € 29.415,65 nu.
De vader van Ter Avest was een verwoed muntenverzamelaar. Na zijn overlijden erfde Hugo een derde deel van de verzameling.
In opdracht van mede-erfgenamen bracht hij toen het andere tweederde deel op een veiling, maar zijn eigen deel ging de kluis in.
Net als bij postzegelverzamelingen is de waarde van een muntenverzameling de laatste jaren sterk gedaald.
“Verkopen kan altijd nog”, lacht Otte Kingma!