Mein Kampf als cadeau na Tweede Wereld oorlog. Het overkwam twee Harlinger politieagenten.
Toen in april 1945 het Ontario Regiment van het 9e Canadese Leger Harlingen via de Midlumerweg binnen kwam, zei de commandant van een van de legervoertuigen tegen de gevluchte Harlinger politieagent Jan de Klerk: ‘Gaat u maar voor de tanks lopen’. En zo liep hij als eerste het bevrijde Harlingen in. Het was een eerbetoon van de commandant aan de man die zich als gids had aangesloten bij onze bevrijders en hen nu de stad binnen bracht.
Enige tijd later kreeg De Klerk een houten bord met het embleem van het Ontario Regiment. Dat werd jaren bewaard, totdat zijn zoon Dick, die graag knutselde, het verzaagde. Die heeft er nu spijt van dat hij het toen gedaan heeft. Want daarmee is een bijzondere herinnering aan wat zijn vader verloren gegaan.
Aanslag op Politiechef
Ik zit in de gezellige huiskamer van Mirjam en Dick de Klerk aan de Noordoostersingel. Er ligt een flinke stapel boeken en een ringband met oorlogsdocumenten op tafel.
‘Nou vertel’, nodig ik Dick uit. Hij barst los, springt van de hak op de tak en Mirjam, zelf jarenlang gerenommeerd journalist, zucht. Mirjam en ik grinniken, we hebben dit allebei vaker meegemaakt. Dick gaat terug naar de basis van zijn verhaal: Twee “goede” politieagenten, Jan de Klerk en Jan “Rooie Gandhi” Prins, moesten onderduiken omdat de grond te heet onder hun voeten werd. In opdracht van de verschrikkelijk foute politiechef Stienus van Wijnen (deze oud-boxer stond bekend als een sadist, die door de Harlingers werd gehaat) moesten De Klerk en Prins zich op een dag in de zomer van 1943 melden bij de Sipo (Sicherheitspolizei) in Leeuwarden in verband met sabotage acties tegen het Duitse gezag en korpsopdrachten.
Dit zou zeker gevangenneming of erger betekenen. Reden om nog dezelfde avond onder te duiken.
Toen er korte tijd later een aanslag werd gepleegd op Van Wijnen, werden zij daarvan verdacht.
Schuil en Oswald
Later zouden de verzetsstrijders Gerrit Schuil en Gerben Oswald verraden worden. Zij hadden de aanslag in de Nieuwstraat gepleegd. Een paar maanden later werden ze doodgeschoten.
10.000 gulden beloning
Van Wijnen werd bij de aanslag door zes kogels getroffen. Hij bleef zwaargewond achter. Er ontstond een klopjacht op de Harlinger agenten De Klerk en Prins. Er was een beloning van 10.000 gulden op hen uitgeloofd.
De beide vaders sloten zich aan bij de verzetsgroep van Bruinsma in een boerderij bij Liauckamastate bij Sexbierum. De vrouwen en kinderen werden door de ondergrondse in veiligheid gebracht bij gastgezinnen.
“Dat waren meestal hele lieve mensen, die de Harlinger vluchtelingen liefdevol in hun huis verstopten. Hoewel, het eerste adres was bij een dominee, die zich verplicht voelde om onderduikers te huisvesten, maar het was aan alles te merken dat moeder De Klerk, baby Dick en kleuter Bart daar niet echt welkom waren,” vertelt Dick
.Maar in boerderijen in Hemelum, Koudum en Oosterend werden ze gewoon opgenomen in het gezin. Het verzet zorgde voor valse papieren.
De naam van De Klerk werd aangepast naar Van Kampen. Toen de bevrijding een feit was, zou kleine Bart direct gevraagd hebben: “Mag ik dan nu weer Bartje de Klerk heten?” De band met de gastgezinnen was zo hecht, dat een kinderloos boerenechtpaar zelfs vroeg of zij Dick mochten adopteren, zodat hij later de boerderij over zou kunnen nemen.
In de resterende oorlogsjaren was er nauwelijks contact tussen de families De Klerk en Prins. De beide politieagenten deden verzetswerk en de gezinsleden werden verzorgd door de verzetsgemeenschap.
Mein Kampf als cadeau bij huldiging
Na de oorlog werden de beide politieagenten op het Noordijs gehuldigd.
Uit de foto’s blijkt weinig feestvertoon. Toespraken aanhoren en over tot de orde van de dag. Dat was eigenlijk de instelling.
“Doe wel en zie niet om” was voor velen het motto. En ja, wat geef je dan twee vaders die in de oorlog “goed” zijn geweest en bijna twee jaar hebben moeten onderduiken met hun gezinnen?
Ze kregen als cadeau een exemplaar van de Nederlandse vertaling van Hilters “Mein Kampf” aangeboden.
“Om te begrijpen waar jullie tegen waren!”
Redelijk bizar, want dat was juist wat zij wél wisten!
Goed of fout
Wat maakte dat de ene agent “goed” was en de andere “fout”? Had dat met dapperheid of lafheid te maken? Was het overtuiging? Zou ik fout of goed geweest zijn? Streden de goeden tegen het onmogelijke? Waren de fouten vooral meelopers of aanvoerders? Het zijn vragen die veel “mensen van na de oorlog” zich hebben gesteld.
Hoe kan het dat later gerenommeerde politieagenten als Kooij en Bakker de Joden naar de trein brachten?
Hoe kan het dat de eerste Joden werden afgevoerd onder verantwoordelijkheid van Burgemeester Hannema?
Ze moeten geweten hebben welk lot de 224 Harlinger Joden wachtte.
Waarom wisten Prins en De Klerk samen met andere verzetsstrijders
het dan wél?
Zij waarschuwden de Joden wél dat ze hun dood tegemoet gingen en dus moesten onderduiken.
Hoe verder na de oorlog?
Het moet een duivels dilemma geweest zijn, hoe fouten en goeden na de oorlog de stad weer moesten opbouwen. De roes van de vrijheid sloeg
soms door. Dick de Klerk vertelde dat zijn vader het niet kon aanzien
dat “moffenmeiden” werden kaal geschoren. Natuurlijk de “fouten” moesten gestraft worden, maar waren de mensen die passief waren dan
goeden of fouten? Die vraag overheerste een aantal jaren na de oorlog.
De goeden kregen de “baantjes”. De fouten moesten maar bewijzen dat ze misschien iets minder fout waren dan iedereen wist.
Nieuwe samenleving
Er ontstond een nieuwe samenleving in Harlingen. De tweedeling goed en fout werd minder scherp. Hoewel, de Harlingers konden mij toen ik 50 jaar geleden in Harlingen kwam – dus 25 jaar na de bevrijding – precies vertellen wie aan welke kant stond. Ik heb dat in mijn beginjaren als journalist met verbazing gevolgd.
Tante Griet, mevrouw De Jong, zelf bij het verzet betrokken, verwoordde het toen zo: “over 50 jaar gaan al die verhalen mee het graf in.”
Het blijft mij verbazen, dat eind vorige eeuw, dus zo’n 25 jaar geleden er haast niet meer over werd gesproken.
Harlinger onderscheiding
Een van de politieagenten, die in de veertiger jaren de Joden naar de trein bracht, kreeg een Harlinger onderscheiding voor zijn vrijwilligerswerk.
Saillant detail: Mirjam de Klerk, van Joodse afkomst en de vrouw van de ondergedoken baby Dick, zat als journalist bij de huldiging.
Een paar jaar later schreef dezelfde politieagent in het magazine van Oud-Harlingen een drie pagina’s groot artikel over de Joden in Harlingen.
“Uit hoeveel personen deze groepen bestonden en op welke data ze werden weggevoerd is niet meer na te gaan”, schreef hij, terwijl dat toch echt wel in de politiedossiers staat.
Goed of Fout het blijkt in ieder nieuw tijdsgewricht vanuit een ander perspectief bekeken te worden.
Wout Gerstel
De internetsite van de politieacademie meldt over de aanslag op Stienus Van Wijnen
In 1942 had deze aanhanger van de Nieuwe Orde het Limburgse verlaten om aan te treden als korpschef van Harlingen. Hier maakte hij zich binnen korte tijd zeer gehaat. Vaak mishandelde hij arrestanten door ze met zijn vuisten te bewerken. Tijdens de april-meistakingen van 1943 ging hij als een wildeman tekeer. Hij aarzelde niet om met zijn pistool gericht te schieten op stakers en demonstranten.
Het was dan ook niet verwonderlijk dat het Friese verzet in Van Wijnen een ernstige bedreiging zag. In de tweede helft van 1943 hadden de eerste liquidaties plaats van foute politiemensen en ook Van Wijnen stond op de lijst.